Toegang tot informatie
Op deze pagina overlopen we alles rond de Openbaarheid van bestuur: hoe zit dat decreet in elkaar? Hoe kan je als journalist gebruik maken van dit systeem, en welke uitzonderingen zijn er?
De wetgeving op de openbaarheid van bestuur (WOB) opent voor journalisten interessante mogelijkheden om aan overheidsinformatie te geraken. Toch maakt slechts 16 procent van de Vlaamse beroepsjournalisten gebruik van die mogelijkheid.
Daarnaast overlopen we het bronnengeheim en bespreken we dat geheim met betrekking tot justitie, politie en inlichtingendiensten.
Openbaarheid van Bestuur
Decreet van 26 maart 2004: Vlaamse overheidsinstanties hebben een dubbele plicht van openbaarheid van bestuur:
- actieve openbaarheid van bestuur omvat de plicht om zelf welbepaalde informatie publiek te maken
passieve openbaarheid van bestuur houdt in dat een bestuurinstantie, wanneer iemand daarom vraagt, de gewenste bestuursdocumenten openbaar moet maken, door inzage te verlenen, uitleg te geven of een afschrift te overhandigen.
Elke persoon kan vragen om bepaalde documenten openbaar te maken. Men moet in principe geen persoonlijk belang doen blijken, tenzij het de aanvraag van persoonlijke informatie betreft. Journalisten krijgen dus principieel toegang tot bestuursdocumenten met een algemeen belang. Elke vorm van journalistiek, en zeker de zogenaamde ‘onderzoeksjournalistiek’, kan hier voordeel uit halen. Let als journalist wel op het onderscheid tussen raadpleging (kennisneming, consultatie) en hergebruik van een bestuursdocument. Raadpleging betekent nog niet dat je het document automatisch kunt herproduceren (zie verder).
Bij welke overheidsintanties?
- publieke overheden
- personen of rechtspersonen door een overheid ingezet en gecontroleerd
- personen of rechtspersonen door een overheid belast met een taak van algemeen belang
Welke documenten?
In principe heeft iedereen toegang tot alle informatie die een administratieve overheid bezit: schriftelijke stukken, maar ook geluids- en beeldopnamen, notulen, processen-verbaal, statistieken, contracten, films, foto’s… Het document moet niet noodzakelijk zijn opgemaakt door de betrokken overheid, het volstaat dat het in diens bezit is.
___________
Uitzonderingen?
Facultatieve formele uitzonderingen:
- de aanvraag is te algemeen geformuleerd of kennelijk onredelijk;
- de aanvraag slaat op bestuursdocumenten die niet af of onvolledig zijn.
Absolute uitzonderingen:
- afbreuk aan een geheimhoudingsplicht;
- afbreuk aan de persoonlijke levenssfeer (tenzij toestemming van de betrokkene);
- afbreuk aan het geheim van politieke beraadslaging;
- bestuursdocumenten opgesteld ten behoeve van een strafvordering of devordering van een administratieve sanctie;
- bestuursdocumenten opgesteld voor een tuchtvordering (zolang niet is afgehandeld);
- bestuursdocumenten door iemand vrijwillig en vertrouwelijk verstrekt (tenzij toestemming van de betrokkene).
Relatieve uitzonderingen (af te wegen tegen het algemeen belang van openbaarmaking)
- een economisch, financieel of commercieel belang van een betrokken instantie;
- de vertrouwelijkheid van de federale of internationale betrekkingen van Vlaanderen;
- de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële informatie in functie van een legitiem economisch belang (tenzij de informatieverschaffer instemt);
- de rechtspleging in een burgerlijk of administratief rechtsgeding en de mogelijkheid van een eerlijk proces;
- de vertrouwelijkheid die nodig is voor de administratieve handhaving, eeninterne audit of de politieke besluitvorming;
- de openbare orde en de veiligheid.
__________
Terbeschikkingstelling: hoe?
- In de door de aanvrager gewenste vorm.
- Als dit tijd of geld zou kosten: in de beschikbare vorm.
Mogelijkheid van hergebruik?
Zijn géén herbruikbare bestuursdocumenten:
- bestuursdocumenten waarvan de intellectuele eigendom bij derden berust;
- bestuursdocumenten die raken aan de persoonlijke levenssfeer of de nationale veiligheid;
- informatieproducten met een toegevoegde waarde die de overheid zelf produceert;
- bestuursdocumenten van openbare omroepen;
- bestuursdocumenten van onderwijs- en onderzoeksinstellingen;
- bestuursdocumenten van culturele instellingen zoals musea, bibliotheken, archieven, orkesten, theaters…
In principe bepaalt elke instantie zelf of het hergebruik van de bestuursdocumenten is toegestaan. Die toestemming is onvoorwaardelijk of voorwaardelijk (licentie).
Volgens een beslissing van de Vlaamse regering: “Hergebruik van documenten van Vlaamse ministeries en intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid is steeds toegelaten. Dit voor zowel commerciële als niet-commerciële doeleinden. Geen exclusiviteit, geen discriminatie.”
Vergoeding?
Een vergoeding is niet noodzakelijk. Indien men toch een vergoeding vraagt, moet deze redelijk (kostendekkend) zijn.
Bij weigering: verzetmogelijkheid bij De Beroepsinstantie inzake de Openbaarheid van Bestuur.
Bronnengeheim
Dat overheden en zelfs private ondernemingen verplicht zijn om informatie mee te delen aan journalisten is positief voor de democratie. Maar het is niet voldoende.
Zonder de mogelijkheid om hun vertrouwelijke bronnen te beschermen, kunnen journalisten niet fatsoenlijk aan journalistiek doen. Altijd zullen er belangrijke informatiebronnen zijn die – om welke reden ook – niet zelf op de voorgrond kunnen treden. Een ambtenaar die weet heeft van corruptie. Een politieman of magistraat die merkt dat een onderzoek wordt gedwarsboomd. Een boekhouder die op de hoogte is van fraude. Al die personen kunnen ervoor kiezen zich niet te tonen aan het publiek, uit schrik voor hun job, hun toekomst of – wie weet – zelfs hun leven. Toch is het essentieel dat hun informatie bekend raakt en dus door journalisten wordt gepubliceerd. Een democratie leeft niet van officieel meegedeelde informatie alleen, maar even goed van informatie die officieus en informeel circuleert.
Toch opgelet: een en ander belet niet dat een journalist in principe de bron van zijn informatie bekend maakt. Zo staat het ook in artikel 2 van de Code van de Raad voor de Journalistiek. Maar wanneer dit onmogelijk is en toch maatschappelijk relevant, verzwijgt de journalist zijn informatiebron.
Sinds mensenheugenis bepalen journalistieke codes dat een journalist die vertrouwelijkheid toezegt aan een bron, die vertrouwelijkheid ook in acht moet nemen. Artikel 19 van de Code van de Raad voor de Journalistiek: ‘De journalist beschermt de identiteit van zijn bronnen aan wie hij vertrouwelijkheid heeft toegezegd, en van bronnen van wie hij wist of moest weten dat zij hem informatie hebben toegespeeld in de verwachting dat hij hun identiteit niet zou onthullen.’
Lange tijd was het echter moeilijk of zelfs onmogelijk om deze deontologische regel na te leven. De overheid, en meer bepaald justitie en politie, voerden immers meer dan eens onderzoek naar informatielekken die hen niet aanstonden. Dat uitte zich concreet in huiszoekingen bij journalisten thuis en op redacties, in telefoontaps, in het onderscheppen van e-mails of sms, soms zelfs in regelrechte arrestaties van journalisten die niet wilden meewerken.
Met een wet van 2005 is hier nagenoeg een einde aan gekomen. Die wet verbiedt justitie en politie om nog langer inbreuk te maken op het journalistieke bronnengeheim. Journalisten hebben in België nu een formeel recht op vertrouwelijke omgang met hun informatiebronnen. Dat recht vormt zo de wettelijke keerzijde van de deontologische plicht die journalisten hebben om hun bronnen te beschermen.
In 2010 kwam daar nog andere wetgeving bij, die het journalistieke bronnengeheim ook bezegelt ten aanzien van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het land (zie verder).
Wet tot bescherming van de journalistieke bronnen
(Wet van 7 april 2005 – Gecoördineerde tekst juli 2006)
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
De bescherming van de bronnen als bepaald in artikel 3, genieten de volgende personen:
1º eenieder die een rechtstreekse bijdrage levert tot het verzamelen, redigeren, produceren of verspreiden van informatie voor het publiek via een medium;
2º redactiemedewerkers, dus eenieder die door de uitoefening van zijn functie ertoe gebracht wordt kennis te nemen van informatie die tot de onthulling van een bron kan leiden, ongeacht of dat verloopt via het verzamelen, de redactionele verwerking, de productie of de verspreiding van die informatie.
Art. 3
De personen bedoeld in artikel 2 hebben het recht hun informatiebronnen te verzwijgen.
Met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 4, kunnen zij er niet toe worden gedwongen hun informatiebronnen vrij te geven en inlichtingen, opnames en documenten te verstrekken die onder meer:
1º de identiteit van hun informanten kunnen bekendmaken;
2º de aard of de herkomst van hun informatie kunnen prijsgeven;
3º de identiteit van de auteur van een tekst of audiovisuele productie kunnen bekendmaken;
4º de inhoud van de informatie en van de documenten zelf kunnen bekendmaken, indien daarmee de informant kan worden geïdentificeerd.
Art. 4
De personen bedoeld in artikel 2 kunnen enkel op vordering van de rechter ertoe gedwongen worden de informatiebronnen bedoeld in artikel 3 vrij te geven, indien die van aard zijn misdrijven te voorkomen die een ernstige bedreiging opleveren voor de fysieke integriteit van één of meer personen, daarin begrepen de misdrijven bedoeld in artikel 137 van het Strafwetboek, in de mate zij de fysieke integriteit in het gedrang brengen, en indien de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
1º de gevraagde informatie is van cruciaal belang voor het voorkomen van deze misdrijven;
2º de gevraagde informatie kan op geen enkele andere wijze verkregen worden.
Art. 5
Gegevens die betrekking hebben op de informatiebronnen van de personen bedoeld in artikel 2, mogen niet het voorwerp uitmaken van enige opsporings- of onderzoeksmaatregel, tenzij die gegevens kunnen voorkomen dat de in artikel 4 bedoelde misdrijven worden gepleegd, en met naleving van de daarin bepaalde voorwaarden.
Art. 6
De personen bedoeld in artikel 2 kunnen niet op grond van artikel 505 van het Strafwetboek worden vervolgd als zij hun recht uitoefenen om hun informatiebronnen te verzwijgen.
Art. 7
Ingeval het beroepsgeheim in de zin van artikel 458 van het Strafwetboek wordt geschonden, kunnen de personen bedoeld in artikel 2 niet op grond van artikel 67, vierde lid, van het Strafwetboek worden vervolgd als zij hun recht uitoefenen om hun informatiebronnen te verzwijgen.
Waarover gaat de wet van 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen?
Het uitgangspunt van goede journalistiek is en blijft wel degelijk dat je maximaal open kaart speelt over je informatiebronnen. Door iemand in beeld te brengen, door iemand nominatim te quoten, enzovoort. Dat is een kwestie van eerlijkheid, en het komt ook de geloofwaardigheid van je berichtgeving ten goede.
Alleen zal een bron soms weigeren in beeld te komen omdat hij dan te grote risico’s loopt. Denk aan een werknemer die weet dat zijn bedrijf fraudeert, aan een politieman die kennis heeft van manipulaties, aan een sportman die bewijzen heeft van doping, aan een politicus die zonder zichzelf te verbranden licht wil werpen op vertrouwelijk overleg… In al die gevallen, zegt het Europese Hof voor de Rechten van de Mens sinds 1996, moeten journalisten en informatiebronnen kunnen rekenen op de vertrouwelijkheid van hun contacten. Dat is een essentiële voorwaarde voor de free flow of information. Vandaar nu die Belgische wet: “Journalisten hebben het recht hun informatiebronnen te verzwijgen.”
Wie kan een beroep doen op de wet?
Kort en goed: iedereen die journalistiek actief is. Om het even is of dat nu professioneel en regelmatig is dan wel vrijwillig of occasioneel. Ook bloggers, bijvoorbeeld, kunnen dus aanspraak maken op de bescherming van hun informatiebronnen.
Verder zijn ook de mediabedrijven als entiteit beschermd, net zoals alle redactiemedewerkers (receptionisten en telefonisten bijvoorbeeld).
Opgelet! De bron die informatie ‘lekt’ kan zelf géén beroep doen op de Bronnenwet. Hij kan nog steeds worden vervolgd voor schending van het beroepsgeheim of verduistering van documenten bijvoorbeeld. Maar duidelijk is nu dat justitie hierbij van journalisten geen hulp moet verwachten. Andere wetgeving daarentegen verleent wél een directe bescherming aan ‘klokkenluiders’ die wantoestanden willen aanklagen.
Hoe verhoudt de wet zich tot de journalistieke beroepsethiek?
In perfecte harmonie, als waren het twee kanten van eenzelfde medaille. Alle deontologische codes voorzien al veel langer in een zwijgplicht voor journalisten die zich ten overstaan van een bron engageren tot vertrouwelijkheid. Met het nu wettelijk toegekende zwijgrecht kan elke journalist die beroepsplicht ook effectief hard maken ten overstaan de autoriteiten.
Stel: Justitie is bezig met een lekkenonderzoek en nodigt je uit om een verklaring af te leggen of documenten of beelden te overhandigen.
Meer dan ooit kan de journalist zich nu beroepen op het bronnengeheim om geen getuigenis te moeten afleggen of wat dan ook over te maken aan justitie. Het beste is om bij een verhoor kort en goed te verwijzen naar de wet (wet van 7 april 2005 tot bescherming van de journalistiek bronnen). Laat je niet vangen door in ondervragingstechnieken goed getrainde rechercheurs die je toch nog de pieren uit de neus proberen te halen.
Hoe ver reikt de bescherming nog?
Ook alle andere mogelijke opsporingsmaatregelen tegen journalisten of redacties zijn voortaan taboe in het kader van een lekkenonderzoek. Het gaat om de klassieke opsporingsmethoden zoals fouillering, huiszoeking, inbeslagneming en het afluisteren en opnemen van telefoongesprekken, maar ook om de zogenaamde BOM – bijzondere opsporingsmethoden – zoals observatie en infiltratie.
Is de bescherming compleet?
Neen. Maar Justitie moet wel aan zeer strikte voorwaarden voldoen om het bronnengeheim van een journalist te kunnen kraken:
- Enkel een rechter kan hiertoe beslissen (niet een parketmagistraat, laat staan een politierechercheur);
- De gezochte informatie kan misdrijven voorkomen die een ernstige bedreiging vormen voor de fysieke integriteit van één of meer personen (denk aan terrorisme, gijzeling, ontvoering, kindermishandeling of pedofilie);
- De gezochte informatie moet cruciaal zijn voor het voorkomen van deze misdrijven en ze kan bovendien op geen andere wijze verkregen worden.
Wanneer geldt het bronnengeheim dus onverkort?
Dat is, bijvoorbeeld, wanneer een persoon of bedrijf gewaagt van aantasting van zijn eer of goede naam door een publicatie of uitzending, en in dit kader aanspraak zou maken op de onthulling van de anonieme bron van de journalist.
Kunnen slimme justitiefunctionarissen de wet niet omzeilen door de journalist persoonlijk te vervolgen voor een misdrijf – wat hen alsnog zou toelaten huiszoekingen etc. te komen uitvoeren?
Dit wordt in elk geval een heel stuk moeilijker. De nieuwe wet verleent de journalist immers een immuniteit tegen vervolgingen voor zowel heling als medeplichtigheid aan schending van het beroepsgeheim.
Andere vervolgingen – zoals voor misbruik inzagerecht in een strafdossier, scannerbezit, corruptie of bendevorming – blijven wel mogelijk. Een journalist die persoonlijk wordt verdacht heeft bij een verhoor weliswaar per definitie het recht om te zwijgen. Maar andere opsporingstechnieken kunnen in theorie wel degelijk tegen hem worden ingezet.
Leuk allemaal, op een foutje meer of minder in onze berichtgeving steekt het dus niet meer…
Goed fout! De wet laat de aansprakelijkheid van de journalist voor zijn uiteindelijke berichtgeving ongemoeid. Gepubliceerde of uitgezonden informatie die niet beantwoordt aan de normale zorgvuldigheidsnormen, kan dus nog steeds leiden tot schadevergoeding. Checken en dubbelchecken blijft met andere woorden de boodschap – dit des te meer wanneer gewerkt wordt met een anonieme bron. Want laat ons vooral eerlijk blijven: niet àlle anonieme bronnen hebben de nobelste bedoelingen…
Begin 2010 kregen de Belgische inlichtingendiensten van de wetgever een pak meer bevoegdheden in de strijd tegen staatsgevaarlijke sujetten. Maar beroepsjournalisten kregen, net zoals advocaten en artsen, extra bescherming.
De inlichtingendiensten waren al veel langer vragende partij voor meer mogelijkheden, vooral in het licht van de toegenomen terrorismedreiging. Wat de Staatsveiligheid en de Militaire Inlichtingendienst extra stak, was dat buitenlandse veiligheidsdiensten wel met allerlei gesofisticeerde onderzoeksmethodes actief konden zijn op Belgisch grondgebied.
De wet laat hen nu met zoveel woorden toe om zelf ook spionage-apparatuur te gebruiken, alle mogelijke communicaties te onderscheppen, computers te kraken of binnen te dringen in de meest besloten plaatsen.
Een belangrijke rem op het inlichtingenwerk betreft weliswaar beroepsjournalisten. Van hen wordt expliciet erkend dat ze vertrouwelijk met informatiebronnen moeten kunnen omgaan, zonder dat de overheid meekijkt. “Het is de inlichtingen- en veiligheidsdiensten verboden gegevens die worden beschermd door ofwel het beroepsgeheim van een advocaat of een arts, ofwel door het bronnengeheim van een journalist te verkrijgen, te analyseren of te exploiteren”, zo staat in artikel 2 van de Inlichtingenwet.
Van die regel kan enkel worden afgeweken “ingeval de betrokken dienst vooraf over ernstige aanwijzingen beschikt dat de advocaat, de arts of de journalist persoonlijk en actief meewerkt of heeft meegewerkt aan het ontstaan of aan de ontwikkeling van de potentiële bedreiging”.
Die extra bescherming komt bovenop beperkingen die de inlichtingendiensten tegenover alle burgers in acht moeten nemen. Zo kan iemands privacy nooit méér worden ingeperkt dan echt nodig is om een staatsgevaarlijke dreiging af te wenden. In het algemeen hebben burgers ook de mogelijkheid om bij de inlichtingendiensten na te gaan of er over hen een ‘dossier’ bestaat. Antwoorden is verplicht van zodra het dossier ouder is dan vijf jaar.
Een cruciale controlerol bij een en ander speelt een nieuwe Commissie, die uit drie onafhankelijke magistraten bestaat. Deze commissie zal de inlichtingendiensten volcontinu operationeel begeleiden en bewaken, nog los van het parlementaire Controlecomité voor de Inlichtingendiensten dat al langer bestaat.
Zo moet de Commissie ook vooraf op de hoogte worden gebracht telkens een inlichtingendienst alsnog zoekwerk wil verrichten naar een journalist (of advocaat of arts). De Commissie gaat dan na of de journalist inderdaad voldoende betrokken is bij de dreiging. Bij huiszoekingen of communicatietaps bij een journalist moet de Commissie bovendien vooraf haar expliciete toestemming geven. Tevens moet ze de voorzitter van de AVBB vooraf op de hoogte brengen van de geplande onderzoeksmaatregel. De AVBB-voorzitter is hierover wel tot geheimhouding verplicht.
Belangrijk: de extra bescherming voor journalisten is beperkt tot erkende beroepsjournalisten. Daarmee wilden de inlichtingendiensten vooral vermijden dat staatsgevaarlijke buitenlanders de dekmantel van journalist gaan misbruiken.
Maar de Inlichtingenwet beschermt dus evenmin andere niet-professionele journalisten, dit in tegenstelling tot de Bronnenwet van 2005 die het journalistieke bronnengeheim tegen politie en justitie vrijwaart.
Journalistenloket
Zennestraat 21
1000 Brussel
info@journalistenloket.be
02 777 08 40