Morele auteursrechten & aansprakelijkheid
Als freelancejournalist werk je doorgaans aan een collectief product in het kader van een redactie. Een vraag die dan snel opduikt, is of – en in hoeverre – een eindredacteur je teksten zomaar kan aanpassen, of je beeldmateriaal mag bijknippen. En wie is aansprakelijk voor jouw werk?
Op deze pagina overlopen we wat morele rechten zijn en hoe je daar mee omgaat als freelancer. Daarna overlopen we de (getrapte) beroepsaansprakelijkheid en hoe je daar mee omgaat als journalist.
Morele Rechten
De wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten regelt naast de vermogensrechten ook de morele rechten van de auteur op zijn werk. Morele rechten dienen om de persoonlijke band tussen het werk en de auteur in zijn hoedanigheid als maker veilig te stellen. De auteur legt immers een stukje van zijn persoonlijkheid in zijn werk.
Morele auteursrechten omvatten:
- Divulgatierecht houdt het recht op bekendmaking van het werk in: de auteur beslist wanneer zijn werk voltooid is en hoe het kenbaar wordt gemaakt aan het publiek.
- Recht op vaderschap omvat de vrijheid om het werk te publiceren onder zijn eigen naam, een pseudoniem of anoniem.
- Recht op integriteit beschermt de integriteit van het werk, wat impliceert dat de auteur zich kan verzetten tegen ‘elke vervorming, omvorming, wijziging of elke andere aantasting’ ervan.
Deze morele auteursrechten zijn in principe onvervreemdbaar, wat niet belet dat de praktijk er soms anders uit ziet.
Zo betwist niemand dat een hoofd- of eindredacteur de mogelijkheid moet hebben om je bijdrage op maat te snijden of ze grammaticaal of stilistisch te verbeteren. Meer dan eens gebeurt het evenwel dat er zodanig aan een tekst of beeld wordt gesleuteld, dat de benadering of de toon heel anders wordt. Een voortdurende bron van spanning tussen (zelfstandige) journalisten en eindredacties zijn voorts de koppen en bovenkoppen bij een stuk, en de quotes en onderschriften bij beeldmateriaal. Als er achteraf problemen komen – iemand dient een klacht of schadeclaim in omdat hij zich benadeeld voelt – heeft dat meer dan eens met dergelijke ingrepen te maken. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn dat je opdraait voor fouten die anderen hebben gemaakt.
Freelancers moeten daarom maximaal blijven aandringen op respect voor hun morele auteursrechten. Volgens de wet van 30 juni 1994 heeft de zelfstandige journalist in principe het recht om zijn werkstuk gepubliceerd te zien zoals hij het heeft geleverd (het recht op integriteit). Hij kan ook aanspraak maken op vermelding van zijn naam of minstens initialen onder een bijdrage (het vaderschapsrecht).
Eis concreet het recht op om overleg te plegen over tekstaanpassingen, koppen en illustratiemateriaal. Alleen in geval van uiterste tijdsnood kan men zich voorstellen dat de freelancer niet wordt geconsulteerd hierover. Gebeuren er toch tekstwijzigingen of toevoegingen zonder dat je het weet, dan is het aan de uitgever of hoofd- dan wel eindredacteur om hiervoor verantwoordelijkheid op te nemen.
Niets belet om een en ander uitdrukkelijk te regelen in de aannemingsovereenkomst of in de algemene leveringsvoorwaarden. Eigenlijk is de uitgever hier zelfs toe verplicht, als hij wil afwijken van de morele auteursrechten die je ingevolge de wet principieel hebt.
Beroepsaansprakelijkheid
Op strafrechtelijk vlak kunnen journalisten voor hun ‘opiniedelicten’, die dan onder de noemer ‘persdelict’ vallen, alleen door het hof van assisen worden berecht. In de praktijk komen assisenzaken tegen de pers niet of nauwelijks voor. Men spreekt in dit verband van een zekere ‘strafrechtelijke immuniteit’ van de pers.
Opgelet: persmisdrijven ingegeven door racisme en xenofobie werden gecorrectionaliseerd, waardoor zij niet voor het hof van assisen komen en dus ook niet de feitelijke immuniteit genieten die daaruit volgt.
Ook belangrijk is dat een persmisdrijf een opiniedelict is (het uitdrukken van een strafbare opinie), waardoor ‘technische’ misdrijven, die niet neerkomen op het formuleren van een opinie, niet komen voor het hof van assisen maar voor de correctionele rechter. Denk aan het gebruik van een scanner, het vrijgeven van de identiteit van een minderjarige verdachte of het slachtoffer van zedencriminaliteit, het misbruik maken van inzagerecht in gerechtsdossiers, en dergelijke meer. In de praktijk worden dergelijke wanbedrijven meer dan eens correctioneel vervolgd en ook bestraft. Alle journalisten moeten zich dan ook goed bewust zijn van deze wettelijke beperkingen op hun journalistieke vrijheid.
Bovendien speelt voor journalisten die in de fout gaan volop de burgerrechtelijke aansprakelijkheid. Volgens artikel 1382 Burgerlijk Wetboek moet iedereen die door een fout schade veroorzaakt voor iemand anders, die schade vergoeden. Potje breken, potje betalen. Ook een journalist die foutieve informatie verspreidt of iemands privacy schendt, riskeert een schadeclaim en eventueel een veroordeling. In de praktijk komen zo’n burgerrechtelijke claims tegen journalisten meer dan eens voor, al dan niet met een veroordeling tot gevolg.
Artikel 25 van de Grondwet zegt letterlijk: “De drukpers is vrij. (…) Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd.”
Wettelijk (zelfs grondwettelijk) gezien is de journalist de eerste die aansprakelijk is als zijn werkstuk niet blijkt te voldoen en de benadeelde daartegen in het verweer gaat. Dat is een verschil met andere arbeidssectoren, waar – kort samengevat – de werkgever aansprakelijk is voor beroepsfouten van zijn personeel die schade toebrengen aan derden. Alleen als de auteur niet bekend is of niet in België woont, kan de uitgever aansprakelijk worden gesteld. Is ook die laatste onbekend of woonachtig in het buitenland, dan zal de drukker aansprakelijk zijn, en uiteindelijk eventueel nog de verspreider van de informatie. Dit is de zogezegde getrapte aansprakelijkheid in persaangelegenheden. Die in de praktijk dus veelal zal neerkomen op een persoonlijke aansprakelijkheid van de journalist. Die vorm van beroepsaansprakelijkheid speelt overigens zowel op strafrechtelijk als op burgerrechtelijk vlak.
Voor freelancejournalisten is er het risico dat ze moederziel alleen soms lastige processen moeten verwerken en zware schadeclaims moeten torsen. Collega’s in loondienst kunnen vaak een beroep doen op een advocaat ‘van het bedrijf’, terwijl dat voor freelancers meestal niet het geval is. En draait de rechtszaak uit op een veroordeling, dan moet soms een flinke schadevergoeding worden betaald.
Je kunt je de vraag stellen in hoeverre het principe van de getrapte aansprakelijkheid nog hout snijdt, zeker als je vaststelt hoe zwaar hoofd- en eindredacties wegen op inhoud en vorm van journalistieke bijdragen. Sommige rechtbanken zien dat trouwens ook goed in, en betrekken, bij een veroordeling, ook eindredactie, hoofdredactie en zelfs uitgever in de zaak. Dat verzacht de soms zware financiële gevolgen voor de journalist.
Hoe dan ook is de principiële persoonlijke aansprakelijkheid van de journalist een krachtig argument om aanspraak te blijven maken op je morele auteursrechten.
Journalistenloket
Zennestraat 21
1000 Brussel
info@journalistenloket.be
02 777 08 40