Fiscaal statuut
Onder Fiscaal statuut leggen we je alles uit over auteurs en btw. Daarnaast bespreken we de inkomsten die je moet aangeven en de kosten die je mag aftrekken. Tot slot overlopen we het fiscaal regime voor auteursrechten.
Auteurs in principe vrijgesteld van btw
De algemene regel is dat iedereen die zelfstandig een economische activiteit uitoefent btw-plichtig is. Het gaat om een belasting op de verkoop van goederen of diensten, die je doorrekent aan de cliënt.
Sommige handelingen zijn evenwel vrijgesteld van btw-heffing. Een van die vrijstellingen is voor journalisten relevant. Artikel 44, §3, 3° van het btw-wetboek heeft het over een door een auteur gesloten ‘contract voor uitgave van letterkundige werken of kunstwerken’. Daarmee worden werken bedoeld – zowel tekst als foto’s – die een persoonlijk en origineel karakter hebben en als dusdanig beschermd worden door het auteursrecht.
Een administratieve circulaire nr. 11 van 18 januari 1971 heeft geëxpliciteerd dat ook persartikelen die verslag uitbrengen over politiek, economie, wetenschap of sport onder de vrijstelling vallen. In een circulaire nr. 8 van 10 maart 1993 heeft de btw-administratie dat nog eens bevestigd.
Intussen is de btw-vrijstelling ook uitgebreid tot audiovisuele werken en journalistieke websites. Uit een antwoord van voormalig minister van Financiën Didier Reynders op een parlementaire vraag blijkt dat “geen enkel onderscheid dient te worden gemaakt voor wat de wijze van terbeschikkingstelling aan het publiek betreft, evenals voor wat de drager betreft. Alle technieken komen in aanmerking, zowel papier als digitaal als internetsites.”
Reynders heeft ook de definitie van ‘letterkundige werken of kunstwerken’ uitgeklaard: “De termen ‘letterkundige werken of kunstwerken’ omvatten alle voortbrengselen op het gebied der letterkunde, wetenschap en kunst, zoals boeken ongeacht het genre (romans, technische werken, stripverhalen, boeken binnen dewelke illustraties een essentiële plaats innemen, …), brochures, teksten van persartikels, voordrachten, toespraken, preken en andere geschriften van die aard, teksten van sketches, scenario’s en dialogen van theaterstukken en films, romanaanpassingen voor het toneel en voor het scherm; muzikale composities met of zonder woorden; de weergave van choreografische werken en de beschrijving van pantomimes; dramatische toneelwerken en dramatisch-muzikale werken; cinematografische en televisuele werken en, meer algemeen, audiovisuele werken (hierin begrepen rechtstreekse radio- en televisie-uitzendingen, interviews, reclamespots, muziekclips, videospelletjes, diavoorstellingen); stripverhalen en werken van teken-, schilder-, bouw-, beeldhouw-, graveer- en lithografeerkunst; fotografische werken; werken van toegepaste kunsten; tekeningen, schetsen, kaarten en plastische werken met betrekking tot aardrijkskunde, topografie, geschiedenis, bouwkunde, wetenschappen, enzovoort.”
Een formele voorwaarde voor de btw-vrijstelling is dat er een ‘contract van uitgave’ is. Van zo’n contract is sprake als de contractant aan wie de werken worden aangeboden zich ertoe verplicht ze te publiceren. Een persfotograaf bijvoorbeeld, die foto’s zou aanbieden aan een krant of magazine zonder dat de uitgever van dat medium zich ertoe engageert die te publiceren, heeft nog geen contract voor uitgave en valt dus wél onder de btw-plicht.
De administratie vereist anderzijds niet dat telkens een ‘contract voor uitgave’ wordt voorgelegd. Volgens de circulaire van 1993 “getuigen opgestelde krantenartikelen gewoonlijk van een persoonlijk en origineel werk en wordt er normaal in hun publicatie voorzien.”
Journalisten die onder de btw-vrijstelling vallen, kunnen voor de betaling eenvoudige ereloonnota’s bezorgen aan die uitgevers. Die zijn niet onderworpen aan bijzondere formaliteiten, wel vermelden ze best uitdrukkelijk: ‘vrijgesteld van btw krachtens artikel 44, §3, 3° van het btw-wetboek’.
Niét vrijgesteld zijn dus loutere overdrachten van informatie die geen persoonlijk en origineel werkstuk van de journalist zijn, of die niet gebeuren met een ‘contract voor uitgave’. Voorts geldt de vrijstelling alleen voor natuurlijke personen als auteur. Contracten voor uitgave die zijn afgesloten door een rechtspersoon (vennootschap) vallen dus onder de btw-plicht.
Grote Vlaamse uitgevers vermelden in de overeenkomst uitdrukkelijk dat het niet gaat om een contract van uitgave waaruit voortvloeit dat de btw-vrijstelling niet van toepassing is. Een rondvraag onder journalisten levert geen eenduidig antwoord op. De vaststelling blijft natuurlijk dat de btw-plicht boekhoudkundig kosten met zich brengt.
Men kan dus btw-plichtige activiteiten hebben bij de ene uitgever en van btw vrijgestelde activiteiten bij een andere uitgever (waar men een contract voor uitgave mee heeft).
Als zelfstandige journalist kun je er soms baat bij hebben btw-plichtig te zijn. Dat komt omdat je van de btw die je moet doorstorten aan de schatkist, de btw kunt aftrekken die je zelf hebt betaald op beroepshalve aangekochte producten of diensten. Omdat je als journalist-leverancier onder het 6%-tarief valt, en je bij je aankopen meestal hogere tarieven zult betalen, valt de rekening soms positief uit. Het saldo wordt in principe overgedragen naar het volgende jaar, maar wordt bij overschrijding van bepaalde sommen ook in baar geld terugbezorgd. Met name een journalist die veel investeert, kan zijn voordeel doen met een onderwerping aan de btw.
Opgelet: je hebt niet zomaar de vrije keuze om je al dan niet aan de btw te onderwerpen. Je bent slechts btw-plichtig als je je in één van de twee onderstaande situaties bevindt:
- Je let erop dat je contracten met je uitgever(s) niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling voldoen, bijvoorbeeld door geen contract voor uitgave te hebben.
- Een andere mogelijkheid is dat je je prestaties uitvoert in het kader van een (altijd btw-plichtige) vennootschap. Natuurlijk zullen ook andere factoren deze optie beïnvloeden.
Hou er ook rekening mee dat een btw-onderwerping een zekere administratie veronderstelt, van registratie bij de btw-administratie over het bijhouden van de facturen tot het regelmatig invullen van aangiften.
Een freelancejournalist die niet aan de gestelde voorwaarden voldoet – geen origineel werk, of geen contract voor uitgave, of levering via een vennootschap – is btw-plichtig. Hij moet dan 6% btw op de totale vergoeding aanrekenen.
Pas op: wie louter journalistieke ‘dienstverlening’ verricht op freelancebasis (redactiecoördinatie, foto- en video-opdrachten uitzetten, voor een deel ook eindredactie) is voor inkomsten uit die werkzaamheden in principe onderworpen aan een tarief van 21%.
Voor wie met btw factureert aan buitenlandse afnemers, zijn de regels in 2010 wat veranderd. Diensten die men verricht voor een btw-plichtige klant worden nu geacht te gebeuren op de geografische plaats van die klant. In dat geval reken je dus geen btw aan op je factuur. Werkt men voor een niet-btw-plichtige klant – wat toch wel uitzonderlijk zal zijn voor journalisten – dan blijft de plaats bepalend waar de leverancier van de dienst is gevestigd. In dat geval reken je dus wel btw aan op je factuur.
De onderwerping aan de btw veronderstelt dat je je laat registreren als btw-plichtige, je verrichtingen bijhoudt en regelmatig aangifte doet.
Btw-plichtige freelancers moeten ook facturen uitschrijven aan hun uitgevers waarop de volgende vermeldingen voorkomen:
- het woord ‘factuur’
- datum van de factuur
- volgnummer van de factuur
- naam, adres, ondernemingsnummer, eventueel btw-nummer en bankrekening van de zelfstandige journalist of diens bedrijfje en van de medecontractant (van die laatste hoef je natuurlijk niet de bankrekening te vermelden)
- datum van het belastbare feit of de datum van de ontvangst van (een deel van) de prjis
- omschrijving van de geleverde prestatie (zodat het toepasselijke btw-tarief kan worden vastgesteld)
- de prijs
- het toepasselijke btw-tarief en het hieruit voortvloeiende btw-bedrag
- indien van toepassing: de reden van vrijstelling
- eventuele algemene voorwaarden op de achterzijde van de factuur en verwijzing ernaar op de voorkant
- ‘Btw verlegd’ indien btw is verschuldigd door de medecontractant.
Op het niet vermelden van de vereiste gegevens staat een administratieve boete. Die loopt op naargelang het de eerste, tweede of volgende overtreding betreft.
Een foute factuur moet je rechtzetten met een zogenaamde creditnota ten voordele van je klant.
Kleine ondernemingen kunnen na aanvraag via MyMinfin aanspraak maken op de btw-vrijstellingsregeling. Het gaat om ondernemingen met een jaaromzet aan btw-plichtige activiteiten van maximaal € 25.000 (excl. btw).
Als je aan de voorwaarden voldoet, moet je op je facturen vermelden: ‘Kleine onderneming onderworpen aan de vrijstellingsregeling van belasting, btw niet toepasselijk.’ (art. 56bis van het btw-wetboek en koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992).
Er zijn wel enkele verplichtingen:
- indienen van aanvang, wijziging en stopzetting van werkzaamheid;
- facturen opmaken volgens de regels die gelden voor andere btw-plichtigen;
- vóór 31 maart van elk jaar een opgave indienen van de afnemers-btw-plichtigen waaraan in de loop van het voorgaande kalenderjaar diensten werden verstrekt of goederen geleverd. Die opgave moet ook vermelden: het totaalbedrag van de omzet gerealiseerd in de loop van het voorgaande jaar, en het tijdvak waarin de activiteit werd uitgeoefend, indien die is aangevangen in de loop van het jaar.
Inkomstenbelasting
De aan te geven beroepsinkomsten zijn deze die reëel ontvangen zijn in de belastbare periode. Een ereloonnota die in 2024 is uitgeschreven, maar in dat jaar nog niet betaald, moet dus bij het invullen van de aangifte in 2025 nog niet worden aangegeven.
Het is belangrijk dat je al je beroepsinkomsten aan de fiscus doorgeeft, ook die van occasionele opdrachten. De verleiding om die bijverdiensten als ‘diverse inkomsten’ (in deel 2 van de belastingaangifte) aan te geven, is groot wegens het 33%-tarief dat hiervoor geldt. Maar de fiscus beschouwt ontvangsten die in verband kunnen worden gebracht met de hoofdactiviteit al heel snel als beroepsinkomsten, die dus bij het hoofdinkomen moeten worden geteld en aan de gewone belastingaanslagvoet zullen worden belast.
Wat niét als gewone beroepsinkomsten worden beschouwd, zijn de auteursrechtelijke vergoedingen die men ontvangt. Deze worden sinds 2008 als roerende inkomsten beschouwd en tegen een lager tarief (van in principe 15%) belast. In principe houdt de schuldenaar van de auteursrechten de verschuldigde belasting aan de bron in en stort die door naar de overheid. Dit is voor de uitgever een wettelijke plicht. De 15% roerende voorheffing gebeurt bovendien op een bedrag waarvan eerst een forfaitair onkostenpercentage is afgetrokken, zodat je in de praktijk minder dan 15% betaalt.
Prijzen die journalisten in de wacht slepen, worden eveneens afzonderlijk belast. Een gedeelte is zelfs vrijgesteld; voor het saldo geldt een belasting van 16,5%.
Je honoraria als freelancejournalist moeten worden gezien als omzet. Nog voor er een belasting op geheven wordt, kunnen vanzelfsprekend eerst alle beroepskosten worden afgetrokken.
Het gaat dan uiteraard wel om kosten die je als freelancer zélf draagt. Kosten die de uitgever terugbetaalt, zijn ofwel niet in rekening te brengen, ofwel in mindering te brengen van de zelfgemaakte kosten.
Je kunt kiezen voor twee mogelijkheden: een forfaitaire aftrek van kosten of een aftrek van de werkelijke kosten.
Gebouwen of lokalen. Komen onder meer in aanmerking voor aftrek: huur en huurlasten. Check hierbij wel in je huurcontract of je je huurpand voor beroepsdoeleinden mag gebruiken, de eigenaar ervan wordt dan namelijk zwaarder belast op zijn onroerend goed. Voor zover een gebouw je eigendom is, zijn interesten op leningen en afschrijvingen aftrekbaar. Ook energie- en onderhoudskosten komen in aanmerking. Bij panden met een gecombineerd professioneel en privaat gebruik, kun je de kosten van het beroepsgedeelte aftrekken. Met de fiscus maak je vooraf een afspraak welk percentage van het hele gebouw als beroepsgedeelte geldt. Dat percentage pas je dan toe op al je kosten die verbonden zijn aan het gebouw.
Kantoorbenodigdheden. Denk aan pc, tablet, smartphone, telefoon, postzegels, onderhoud en herstelling materiaal, drukwerk, fotokopieën, documentatie, klein materiaal… Vaak dienen deze zaken voor gemengd professioneel/privaat gebruik, en dat ontgaat de belastingcontroleurs niet. Ook hierover maak je een afspraak met de fiscus.
Autokosten.
Financieringslasten voor beroepsmatig gebruikte zaken zoals auto en pc zijn altijd beperkt tot het beroepsmatige gedeelte ervan. Voor dat gedeelte zijn ze dan wel volledig aftrekbaar.
Afschrijvingen, dat zijn geraamde jaarlijkse waardeverminderingen van eigen activa. De fiscus hanteert hiervoor meestal min of meer vaste termijnen: een pc schrijf je bijvoorbeeld af op drie jaar, een auto op vijf.
Abonnementen. Abonnementen op kranten, tijdschriften en andere publicaties, alsook aansluitingen voor tv of internet zijn aftrekbaar voor zover er een verband is met de beroepsactiviteit, en dat is bij journalisten toch echt wel het geval. Niettemin oppassen voor overdrijving: ook hier geldt dat je best overleg pleegt met je belastingcontroleur.
Kosten voor vorming, bijscholing, studiedagen, colloquia, en dergelijke.
Restaurant- en receptiekosten. Die zijn voor 69 % aftrekbaar, de kosten kunnen zowel in het binnen- als in het buitenland gemaakt zijn.
Representatiekosten: diners, geschenken.
Reizen. Maak voor elke reportage in het buitenland een enveloppe met alle gemaakte kosten voor reis, verblijf enzovoort.
We gaan voorbij aan de diverse stappen in de berekening van het belastbare inkomen (met aftrekken voor personen ten laste, voor hypothecaire leningen en nog veel meer), en beperken ons hier tot de tarieven op de verschillende inkomensschijven.
Aanslagjaar 2025, inkomsten 2024
Belastbaar inkomen
| Basisbelasting |
< € 16.320
| 25% |
€ 16.320 tot € 28.800 | 40%
|
€ 28.800 tot € 49.840
| 45% |
> € 49.840
| 50% |
Let wel: daar kunnen nog aanvullende gemeentebelastingen (de zogenaamde opcentiemen) bijkomen. Die variëren van nul tot negen opcentiemen. De gemeenten Knokke-Heist, De Panne en Koksijde hanteren een nultarief.
Zelfstandigen doen er best aan voorafbetalingen op de personenbelasting te doen. Die vinden plaats voor 10 april, 10 juli, 10 oktober en 20 december. In principe ben je telkens een vierde van de totaal verschuldigde personenbelasting verschuldigd. Doe je als zelfstandige geen voorafbetaling, dan wordt je belasting vermeerderd.
De banken bieden geautomatiseerde systemen aan voor de voorafbetalingen, inclusief de mogelijkheid tot lening als dit nodig zou zijn.
Zelfstandigen die zich voor het eerst vestigen als zelfstandige in hoofdberoep moeten tijdens de eerste drie jaar geen belasting vooraf betalen. Wie dat toch doet, krijgt een bonificatie.
Fiscaliteit en Auteursrechten
Journalistiek komt in aanmerking voor een gedeeltelijke vergoeding van het afgeleverde werk in auteursrechten. Deze worden belast als roerende inkomsten, onderworpen aan een fiscaal voordelig tarief van 15%.
De programmawet van 26 december 2022 hervormde het fiscale voordeelregime voor auteursrechtvergoedingen. Om kort te gaan: journalistiek werk valt – voorwaardelijk – binnen het nieuwe toepassingsgebied maar de in aanmerking te nemen auteursrechtvergoeding zakt naar 30% van de totale vergoeding (inclusief de vergoeding voor de geleverde prestaties dus). Dat gebeurt niet abrupt. Voor aanslagjaar 2024 (inkomstenjaar 2023 dus) kan er nog 50% ingebracht worden als auteursrechtvergoeding en verandert er dus niets. Dat is anders vanaf aanslagjaar 2025 (inkomstenjaar 2024): dan daalt het aandeel auteursrechten naar 40%. Vanaf aanslagjaar 2026 (inkomstenjaar 2025) ten slotte bedraagt de auteursrechtvergoeding definitief 30% van de totale vergoeding.
Voor wie?
Ten eerste geldt het nieuwe regime enkel voor de oorspronkelijk rechthebbende. Dat is de auteur of – in de context van journalistiek – de journalist die het werk creëerde. Ten tweede moet de journalist zijn of haar auteursrechten overdragen of in licentie geven met het oog op daadwerkelijke en publieke exploitatie (‘mededeling aan het publiek’, ‘openbare uitvoering’ of ‘reproductie’).
Rechtstreeks of via een beheersvennootschap
Of je nu de inkomsten uit die overdracht of licentieverlening rechtstreeks ontvangt dan wel via een beheersvennootschap – de Journalisten Auteursmaatschappij (JAM) bijvoorbeeld – maakt niet uit voor de toepassing van het voordeelregime.
Auteursrechtelijk beschermd werk
Het gunstregime is van toepassing op auteursrechtelijk beschermd werk. Een werk wordt auteursrechtelijk beschermd als er twee voorwaarden vervuld zijn. Ten eerste moet het gaan om een concrete realisatie (een krantenartikel, podcast of foto bijvoorbeeld). Loutere ideeën volstaan niet. Daarnaast moet het werk ‘een eigen intellectuele schepping van de auteur’ zijn. Aan de basis van het werk liggen met andere woorden de vrije en creatieve keuzes van de auteur. Zo genieten zuiver taalkundige correcties geen auteursrechtelijke bescherming. Een redactionele bijdrage door keuze van het onderwerp, perspectief, geïnterviewden enzovoort wel.
Buitenlandse inkomsten
Ook buitenlandse inkomsten vallen mogelijk onder het voordeelregime. Van belang daarbij is of het werk in kwestie valt onder het lokale auteursrecht.
Niet langer roerende maar beroepsinkomsten
Auteursrechtelijke vergoedingen worden belast als roerende inkomsten. Toch is het daarbij opletten geblazen en gelden er drie specifieke drempels. Als de vergoedingen voor auteursrechten boven een van die drempels zitten, kan de fiscus de inkomsten geheel of gedeeltelijk belasten als beroepsinkomsten.
Concreet moet er rekening gehouden worden met een absolute, relatieve en gemiddelde drempel. De absolute drempel klokt voor aanslagjaar 2025 af op 73.070 euro. Inkomsten tot en met dat bedrag worden onweerlegbaar vermoed roerende inkomsten te zijn. De relatieve drempel betekent dat vanaf inkomstenjaar 2024 40% en vanaf inkomstenjaar 2025 nog 30% van het totaalbedrag (inclusief prestatievergoeding dus) kan aangemerkt worden als auteursrechtvergoeding. Belangrijk daarbij is dat enkel het bedrag boven de drempel geherkwalificeerd wordt. De gemiddelde drempel tot slot houdt in dat de gemiddelde auteursrechtelijke vergoeding voor auteursrechten in de vier vorige belastbare tijdperken niet hoger mag zijn dan de absolute drempel (voor aanslagjaar 2025 is dat 73.070 euro). Is dat wel zo dan wordt de aangemerkte vergoeding van het betrokken jaar geheel belast als beroepsinkomsten. Samengevat leidt overschrijding van de laatste drempel ertoe dat de inkomsten uit auteursrechten geheel als beroepsinkomsten worden beschouwd. Dat is niet het geval bij overschrijding van de eerste en tweede drempel. In dat geval wordt enkel het bedrag boven de drempel geherkwalificeerd.
Impact ruling
De globale vergoeding die journalisten momenteel ontvangen dekt een prestatie- en auteursrechtelijke vergoeding. Deze laatste vergoeding omvat de eerste exploitatie (bv. website) maar even goed elke andere exploitatie erna (papieren prints, apps, enz.). De ruling laat het nu voorwaardelijk toe om de huidige globale vergoeding op te splitsen en deze valt nu uiteen in een vergoeding voor een eerste exploitatie en één voor aanvullende exploitaties. Het is enkel voor deze eerste exploitatie dat de vergoeding opnieuw twee delen dekt: een prestatie- en auteursrechtelijke vergoeding. Dit onderscheid is niet nodig bij de vergoeding voor aanvullende exploitaties.
Twee contracten
In een eerste kaderovereenkomst met de freelancer wordt voorzien in een recht op een eerste exploitatie (primair gebruiksrecht). Daarnaast regelt ze de mogelijkheid voor de uitgever om de secundaire exploitatierechten te verwerven. Als dat het geval is, is er een tweede kaderovereenkomst nodig. Die regelt verplicht voor elke exploitatiewijze de vergoeding, de reikwijdte en de duur van de overdracht.
Onderscheiden facturatie en betaling (zie ook verder)
Naast onderscheiden overeenkomsten voor het primair en secundair gebruiksrecht wordt ook voorzien in onderscheiden facturatie en betalingen.
Hoofd- en bijberoep
De regeling is van toepassing op hoofd- en bijberoepers.
Gelding
De ruling geldt sowieso voor wie werkt voor een uitgever die partij is bij de ruling. Dat zijn Belga, DPG Media, Mediafin, Mediahuis, Roularta en Euractiv. Daarnaast heeft ze mogelijk ook voor andere uitgevers precedentwaarde.
De ruling geldt voor vijf jaar en dit vanaf 1 januari 2024 (en dus voor inkomsten tot en met 31 december 2028).
Retroactief
Vermits er al auteursrechtvergoedingen betaald zijn van 1 januari 2024 tot de inwerkingtreding van de ruling, zal in het eerste contract worden opgenomen dat het alle overdrachten dekt sinds 1 januari 2024 en dat er impliciet geopteerd werd voor de overdracht van de aanvullende gebruiksrechten. Die aanvullende gebruiksrechten worden dan, zoals aangehaald, geregeld door een tweede contract. In een tweede stap gebeurt er een rechtzetting van de aangiftes en betalingen van de roerende voorheffing, alsook van de facturen die zouden verwijzen naar het 21%-tarief.
Voor het inkomstenjaar 2024 (aanslagjaar 2025):
Auteursrechten
| Forfaitaire kosten | Roerende voorheffing |
€ 0 – € 19.480 | 50% | 15% |
€ 19.480– € 38.970 | 25% | 15% |
Factureer je in het kader van de ruling, dan dien je dus 2 facturen op te maken, gedateerd op 2 verschillende dagen.
Een rekenvoorbeeld, voor een factuur van 100 euro:
Factuur eerste exploitatie (60,50%):
-Dienstverlening 82,64% (6% btw): 50 euro + btw
-Auteursrechten 17,36% (6% btw): 10,50 euro + btw
Mededeling: Vergoeding onder Kaderovereenkomst Auteursrechten eerste exploitatie. De vergoeding wordt betaald met inhouding van de vereiste roerende voorheffing van 15% op het deel auteursrechten.
Factuur aanvullende exploitatie (39,50%):
-Auteursrechten 100% (6% btw): 39,50 euro + btw
Mededeling: Vergoeding onder Kaderovereenkomst Auteursrechten aanvullende exploitaties. De vergoeding wordt betaald met inhouding van de vereiste roerende voorheffing van 15%.
Factureer je buiten de ruling, dus met 30% auteursvergoeding, dan maak je je factuur als volgt op.
Factuur:
-Auteursrechten 30% (6% btw): 30 euro + btw
-Dienstverlening 70% (6% btw): 70 euro + btw
Mededeling: De vergoeding wordt betaald met inhouding van de vereiste roerende voorheffing van 15%. 30% van de vergoeding wordt beschouwd als vergoeding voor de licentie van auteursrechten, onderworpen aan roerende voorheffing, en 70% wordt beschouwd en betaald als beroepsinkomsten.
Betaling en fiche 281.45
Zoals vermeld in de factuurmededelingen houdt de klant dus een deel van de roerende voorheffing af. Het gaat om 15% van het aandeel auteursrechten, maar in de realiteit is dat vaak maar 7,5% (rekening houdend met het kostenforfait van 50% op de eerste schijf). Dit houd je best zelf goed bij, en vermeld de juiste percentages op de factuur, om het je klant zo gemakkelijk mogelijk te maken.
De klant stort dit bedrag rechtstreeks door naar de fiscus. In het begin van het aanslagjaar bezorgt je klant je dan fiscale fiche 281.45, voor je aangifte van het voorbije inkomstenjaar.
Journalistenloket
Zennestraat 21
1000 Brussel
info@journalistenloket.be
02 777 08 40
Een initiatief van

Met steun van
